Zonder enige twijfel: God is groot!

God is groot, heel groot! God heeft Jezus gezonden naar de wereld, Zijn Zoon een afspiegeling van de heerlijkheid van God, een afbeelding van Zijn wezen. Jezus Christus gesteld tot erfgenaam van alles, door wie God de wereld gemaakt heeft. Jezus de Zoon van God tegen wie God zegt: Uw troon o God is in alle eeuwigheid!

Ja God is groot en Zijn grootheid mogen we ontdekken elke dag weer opnieuw wanneer we om ons heen kijken en Zijn grote wonderbaarlijke schepping zien. We mogen dagelijks met Hem op weg gaan en dicht bij Hem zijn en dat allemaal in en door Jezus Christus, afspiegeling van Zijn heerlijkheid en afbeelding van Zijn wezen, die na de reiniging van zonde tot stand te hebben gebracht door het offer aan het kruis, Zich gezet heeft aan de rechterhand van God.



Er is geen enkele twijfel God is groot! En het is geweldig dat elke dag weer te mogen ervaren, niet alleen door het zien van de schepping maar, ook door de genade en rechtvaardigheid die ik als mens elke dag weer mag ontvangen. Het is door Jezus Christus dat ik vrij tot de Vader mag gaan, het is door Jezus Christus dat ik genade en verlossing van zonde heb ontvangen.

Zonder enige twijfel God is groot!

Hebreeën 1

1 Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, 2 heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft. 3 Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge, 4 zóveel machtiger geworden dan de engelen, als Hij uitnemender naam boven hen als erfdeel ontvangen heeft.

5 Immers, tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd:

Mijn Zoon zijt gij; Ik heb U heden verwekt?

En wederom:

Ik zal Hem tot Vader zijn, en Hij zal Mij tot Zoon zijn.

6 En wanneer Hij wederom de eerstgeborene in de wereld brengt, spreekt Hij:

En Hem moeten alle engelen Gods huldigen.

7 En van de engelen zegt Hij:

Die zijn engelen maakt tot winden en zijn dienaars tot een vuurvlam;

8 maar van de Zoon:

Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid

en de scepter der rechtmatigheid is de scepter van zijn koningschap.

9 Gerechtigheid hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat; daarom heeft U, o God, uw God met vreugdeolie gezalfd boven uw deelgenoten.

10 En:

Gij, Here, hebt in den beginne de aarde gegrondvest,

en de hemelen zijn het werk uwer handen;

11 die zullen vergaan, maar Gij blijft;

en zij zullen alle als een kleed verslijten,

12 en als een mantel zult Gij ze oprollen, als een kleed zullen zij ook verwisseld worden;

maar Gij zijt dezelfde en uw jaren zullen niet ophouden.

13 En tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd:

Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten?

14 Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven?